Oude Egypte is een plaats waar de medische wetenschap voor het eerst in ongeveer 2600 voor Christus ontwikkelde.
Hippocrates wordt beschouwd als de vader van de moderne geneeskunde omdat hij heeft geleerd dat de ziekte geen vloek of straf van een God is, maar een oorzaak heeft die kan worden geïdentificeerd en genezen.
Tijdens de middeleeuwen werd de behandeling uitgevoerd door artsen en chirurgen die niet voldoende kennis hadden over menselijke anatomie.
In de 16e eeuw introduceerde Andreas Vesalius, een beroemde anatomische expert uit België, nieuwe kennis over menselijke anatomie die hielp de vaardigheden van chirurgen te verbeteren.
In de 18e eeuw vond Edward Jenner een vaccin voor pokken dat hielp bij het verminderen van het aantal sterfgevallen door deze ziekte.
De ontdekking van een microscoop in de 19e eeuw helpt artsen en wetenschappers om ziekten en organismen te begrijpen die ziekte beter veroorzaken.
In de 20e eeuw hielp de ontdekking van antibiotica zoals penicilline het aantal doden als gevolg van bacteriële infecties te verminderen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelden medische zorg en medische technologie zich snel als gevolg van druk om ernstige wonden te genezen en het aantal doden op het slagveld te verminderen.
In 1967 voerde de eerste arts met succes een harttransplantatie uit.
In de afgelopen decennia heeft medische technologie zoals medische beeldvorming, robotica en genetica de manier veranderd waarop we ziekten begrijpen, diagnosticeren en behandelen.