Oosterse geneeskunde is een vorm van traditionele geneeskunde afkomstig uit Azië, vooral uit China, Korea en Japan.
In de oosterse geneeskunde is het concept van gezondheid en ziekte gerelateerd aan de energiebalans die in het lichaam bestaat, Qi genoemd.
Oosterse geneeskunde maakt gebruik van een verscheidenheid aan therapeutische technieken, waaronder acupunctuur, kruidengeneeskunde, massage en meditatie.
Acupunctuur is bijvoorbeeld een techniek die een dunne naald gebruikt om bepaalde punten in het lichaam te stimuleren, waarvan wordt aangenomen dat het de stroom van Qi verbetert.
In de oosterse geneeskunde wordt voedsel ook beschouwd als een belangrijk medicijn, omdat dit de energiebalans in het lichaam kan beïnvloeden.
Sommige voedselingrediënten die vaak in oosterse geneeskunde worden gebruikt, zijn gember, knoflook, ui en ginseng.
Oosterse geneeskunde erkent ook het concept van Yin en Yang, dat twee complementaire krachten beschrijft en niet op zichzelf kan staan.
In de oosterse geneeskunde wordt elk orgaan in het lichaam beschouwd als gerelateerd aan bepaalde elementen, zoals hout, vuur, aarde, metaal en water.
Naast worden gebruikt om ziekten te behandelen, kan oosterse geneeskunde ook worden gebruikt om de gezondheid te behouden en ziekten te voorkomen.
Oosterse geneeskunde wordt al duizenden jaren gebruikt en groeit en wordt vandaag nog steeds groeiend en geoefend.