Anticonceptie- of familieregulerende apparatuur werd voor het eerst beoefend door de oude Egyptenaren rond 1850 voor Christus.
In Indonesië werden anticonceptiepillen voor het eerst geïntroduceerd in 1971 door PT. Sdering.
Er zijn verschillende soorten anticonceptie, zoals condooms, anticonceptiepillen, anticonceptie -injecties, hulpmiddelen voor gezinsplanning zoals spiraaltjes en sterilisatie -operaties.
In de jaren zestig werd anticonceptie beschouwd als taboe en beperkt door de wet in de Verenigde Staten en de meeste andere landen.
Anticonceptie kan helpen het gewenste aantal kinderen te beheersen, de gezondheid van de moeder te verbeteren en het risico op ongewenste zwangerschap te verminderen.
Vloeistofpillen bevatten de hormonenprogesteron en oestrogeen die de menstruatiecyclus kunnen beïnvloeden en ovulatie kunnen voorkomen.
KB -injecties bevatten het hormoonprogesteron dat werkt om ovulatie gedurende drie maanden te voorkomen.
Familieplanningstools zoals spiraaltje kunnen maximaal 10 jaar werken zonder vervanging.
Anticonceptie kan ook helpen het risico op overdracht van seksueel overdraagbare aandoeningen zoals HIV en syfilis te verminderen.
Anticonceptie is niet 100% effectief en kunnen bijwerkingen hebben zoals hormonale veranderingen en reproductieve gezondheid.