De middelbare leeftijd in Indonesië begon in de 8e tot 16e eeuw, vooral in de regio's Java en Sumatra.
Hindoe-buddhistisch koninkrijk, zoals het koninkrijk Srivijaya en het Majapahit Kingdom, werd op dit moment het centrum van cultuur en handel in de archipel.
De middelbare leeftijd van Indonesië staat ook bekend als de gouden eeuw van kunst en architectuur, zoals Borobudur en Prambanan -tempels.
In de 13e eeuw bezocht Marco Polo, een ontdekkingsreiziger uit Italië, havens in de archipel en opnam hij over het leven daar.
In de 14e eeuw bezocht een moslim zeeman uit Marokko genaamd Ibn Battuta ook Indonesië en schreef over zijn ervaring daar.
Sultan Agung uit Mataram werd op dit moment een van de belangrijke figuren omdat het erin slaagde het Javaanse grondgebied te verenigen en een sterk koninkrijk te bouwen.
Aan het einde van de 16e eeuw begonnen de Portugezen de kruidenhandel in de archipel te beheersen en bouwden forten in kustgebieden.
In de 17e eeuw werd de VOC (Vereenigde Oost-Indische Compagnie) de dominante kracht in de archipel en controleerde de kruidenhandel.
In het begin van de 19e eeuw begon Indonesië het centrum te worden van de onafhankelijkheidsstrijd van het Nederlandse kolonialisme.
In 1945 slaagde Indonesië erin zijn onafhankelijkheid te verkondigen en een onafhankelijke staat te worden.