Utilitarisme is een ethische theorie die stelt dat de juiste actie de actie is die het grootste voordeel voor het aantal mensen oplevert.
Het concept van utilitarisme werd voor het eerst geïntroduceerd door de Britse filosoof, Jeremy Bentham, in de 18e eeuw.
Bentham ontwikkelt het principe van het utilitarisme door het idee voor te stellen dat menselijk geluk het belangrijkste doel van hun bestaan is, en elke actie moet worden gemeten op basis van zijn positieve impact op menselijk geluk.
In de context van Indonesië is het utilitarisme gebruikt in veel openbaar beleid, zoals bij de ontwikkeling van infrastructuur en milieubescherming.
De toepassing van utilitarisme in het beleid van infrastructuurontwikkeling is te zien aan de inspanningen van de overheid om de toegankelijkheid en het comfort van het openbaar vervoer te vergroten, waarvan wordt verwacht dat het het welzijn van de gemeenschap verbetert.
Ondertussen is de toepassing van utilitarisme in milieubescherming te zien aan de inspanningen van de overheid om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en de luchtkwaliteit te verbeteren die naar verwachting het welzijn van de mens als geheel zal verbeteren.
Kritiek op het utilitarisme kwam echter ook op in Indonesië, vooral in de context van mensenrechten en sociale rechtvaardigheid.
Sommige critici beschouwen utilitarisme als te gericht op de voordelen van de meerderheid en negeren de belangen van de minderheid.
Bovendien benadrukken critici ook het probleem van het meten van voordelen en verliezen, die vaak moeilijk te meten zijn.
Desalniettemin blijft utilitarisme een van de belangrijke ethische theorieën in de Indonesische context en wordt gebruikt als een gids in veel openbaar beleid.